Een opmerking vooraf: als alle natuurlijke wezens deel uitmaken van één geheel, daarbij in het midden latend of ze zijn geschapen door God of door een evolutionair proces geleidelijk zijn ontstaan, en ik in mijn ziel het vermogen kan ontdekken om een doel te stellen, dan zou dit vermogen ook aanwezig moeten zijn in de natuurrijken om mij heen, hoewel misschien in een getransformeerde vorm. Anders zou er een kloof moeten bestaan tussen mij als mens en al het andere. Maar in het darwinisme heerst het dogma van het toeval en dat alles van ‘onderaf’ komt, zonder doel. In deze blog zal ik vertrekken vanuit de andere richting: van 'boven', van God, mét een doel.
De gelijkenis van de zaaier, 2 triniteiten
In de bijbel staan vele gelijkenissen. Een van de bekendste, en meest aansprekende, is de Gelijkenis van de zaaier. Bij alle drie de synoptische evangelisten (Mattheüs 13:1-23, Marcus 4:1-20 en Lucas 8:4-8) komt deze gelijkenis voor. Essentieel in deze gelijkenis is de gelijkstelling van het woord van God met het zaad. Met dit schrijven wil ik aantonen dat dit beeld niet slechts symbolisch op te vatten is, maar een factisch-geestelijke waarheid in zich heeft. In tweede instantie zal er zelfs nog een extra zijnslaag opdoemen, die pas in de gezamenlijkheid van de verhalen van de drie evangelisten in verschijning treedt.
God
De goddelijke drie-eenheid omvat de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Deze drie-eenheid spreekt tot de mens op een drieledige manier (zie noot 1). Het zijn woorden die daar gesproken worden en die tot ons mensen komen. Woorden die scheppingskarakter hebben(2). Hoe we ons deze triniteit moeten voorstellen is door de mensheid in talloze geschriften beschreven. God is sowieso niet voorstelbar, zijnde immers voorbij/buiten (in het Engels: beyond) tijd en ruimte. Maar misschien biedt de plant, hoe triviaal dan ook, wel een indicatie voor een voorstelling van God.
Plant
Uit een zaadje ontkiemt een plant. Het zaadje is nog als een punt te zien. Als eerste verschijnt het kiemworteltje. In een lijn, eendimensionaal, groeien wortels de bodem in. Alleen groeiend aan de wortelpunt! Als tweede verschijnen de kiemblaadjes. Behalve de lijnvormige steeltjes en nerven hebben ze een vlak, hoe klein dan ook aanvankelijk. Tweedimensionaal dus. De kiemblaadjes worden opgevolgd door vele ‘echte’ bladeren. Allemaal groen en vlak. Na deze vegetatieve fase gaan de planten doorschieten en komt de bloeifase. Soms heel onaanzienlijk, maar altijd, ook al is het nog zo klein, met een grondgebaar van een binnenruimte. Hier komt derde dimensie tevoorschijn. In geuren en kleuren vertelt iedere bloem zijn eigen verhaal. De plant is een geheel, maar bestaat uit drie duidelijk van elkaar te onderscheiden delen. Ze zijn heel verschillend, met hun eigen kwaliteiten, maar geheel met elkaar verweven en verbonden.
Uit deze drie-eenheid komen de zaden voort!
Zowel het Woord van God als het zaad van een plant komen uit een triniteit, een drie-eenheid, voort.
Vruchtvormingsprincipe bij de planten
Tot nu toe had ik het over natuurlijke planten, dat wil zeggen wilde planten. In de landbouw (agricultuur) kennen we de zogeheten cultuurplanten. Wat is het verschil tussen beide soorten planten? De wilde planten komen voor in de natuur en zijn er zonder toedoen van de mens. Bijvoorbeeld de wilde wortel. In de 10.000 jaar dat de landbouw bestaat heeft de mensheid in samenwerking met de planten en in een cultische setting, dwz door priester-ingewijden begeleid, de planten in hun ontwikkeling aangepast. Zo is de kleurloze, vertakte, taaie, en bitter smakende wilde wortel veranderd in de cultuurwortel zoals wij die nu kennen: talloze kleuren (geel, oranje, rood, paars, wit), met een mooie uniforme vorm (lang, kort, konisch, cylindrisch, rond), gladde huid en met een breed scala aan smaken; van heel zoet tot nootachtig etc. Duizenden en duizenden wortelrassen zijn er wereldwijd. En niet alleen wortel, maar ook uien, tomaten, alle granen, bonen etc. Wat is het overeenkomstige principe tussen al die cultuurgewassen? Dat is het vruchtvormingsprincipe: een kropsla is een vrucht in het bladgebied (zo ook de sluitkolen als rode kool, spitskool, chinese kool etc.), spruiten zijn een vrucht in de knop, koolrabi is een vrucht in de stengel, rode biet is een vrucht in het hypocotyl, de granen en bonen zijn een vrucht in het zaad. Schieten wilde planten snel door, als begin van de zaadzetting, cultuurplanten vertonen een verlangzaming, een terughouden van de generatieve fase, en een uitvergroten van substantie in de ruimte. Zeker, een eerste aanzet van een kleine vrucht, een stuwing of rozetvorming kan bij wilde planten worden waargenomen. Maar het feit dat er zo’n enorme vruchtvorming plaatsvond -in meerdere opzichten; ook in smaak en consistentie- is door de mens geïnitieerd. In samenspel met de planten dus, maar vooral ook in een cultische setting (het woord cultuur komt daar vandaan). ‘Het bracht honderd- en zestig- en dertigvoudig vrucht voort’ om het maar eens met woorden te benoemen die in de Gelijkenis van de zaaier worden gebruikt(3). Een waarlijke cultuurevolutie, waar we heden ten dage volop de vruchten van plukken.
Geestelijke vrucht voortbrenging
In de Gelijkenis van de zaaier vormen de zielen van de mensen de akker waarop God’s woord gezaaid wordt. De mens is dus partij in dit gebeuren! En de mens is vrij en God respecteert dat. Dat het niet altijd goed gaat, wordt uitvoerig beschreven. Op drie verschillende manieren gaat het fout; het zaad valt naast de weg, of op harde rotsbodem of het wordt door de distels overwoekerd. Belangrijk is om te weten dat deze drie zaken bij de drie evangelisten praktisch letterlijk identiek beschreven worden! Er wordt ook de goede manier beschreven waarop de mens Gods woord kan horen en opnemen. Dat is dan het spoor waardoor honderd- en zestig- en dertigvoudig vruchtvorming op kan treden. Ditmaal geestelijk spiritueel.
Scharnierpunt
De mens staat dus tussen twee werelden in; een goddelijk geestelijke triniteit zoals we die in de christelijke wereld kennen en een natuurlijk fysieke zoals die hier op aarde bestaat en waar de plant beeld voor is. In beide gevallen zijn de mensen de onontbeerlijke instantie voor de verdere ontwikkeling. De mens is geestelijk historisch daartoe voorbestemd om beide werelden, kortweggezegd hemel en aarde, in een verdere ontwikkeling te brengen. Hij is het scharnierpunt. Hij is de bemiddelaar. Dat geeft verantwoordelijkheid, maar het is ons in vrijheid gegeven.
Soms zeg ik het zo: je kunt zien dat we mensen zijn omdat we kunnen spreken en zaaien.(4)
Een octaaf hoger; een derde triniteit verschijnt
Zoals gezegd, wordt in het Evangelie ook de goede aarde beschreven. Opmerkelijk is nu dat die beschrijving bij de drie evangelisten, Mattheüs, Marcus en Lucas, volledig verschillend is. Dit is des te opmerkelijker omdat de niet-goede aarde in hun formuleringen vrijwel identiek zijn, zoals ik al eerder aangaf. Zoals zo vaak het geval is wanneer er verschillen of zelfs tegenstellingen lijken te bestaan tussen de verschillende evangeliën, is dit geen uiting van menselijke, al te menselijke tekortkomingen, maar wijzen ze eerder op een diepere laag van wijsheid en inzicht. Per slot van rekening waren ze allen ingewijden. Samen maken ze één overkoepelend verhaal.(5) Dat is naar mijn mening ook zeker het geval bij de omschrijving van de goede aarde. In het kort geef ik ze hier weer en ik schrijf er meteen bij welk zielevermogen (denken, voelen of willen) van de mens aangesproken wordt.
Bij Mattheüs (13:23): ...'hij die het woord hoort en het bewust ontvangt'. Denken
In Markus (4:20) ….’zij horen het woord en laten het in zich leven’. Willen
In Lucas (8:15) ….’ mensen die het woord dat ze gehoord hebben met een edel en goed hart bewaren en met geduld vrucht dragen’. Voelen.
Er ontstaat een nieuwe triniteit, en wel op het niveau van de menselijke ziel, die dus bestaat uit denken, voelen en willen.(6)
Er zijn dus drie triniteiten; een Goddelijke-geestelijke, een menselijk-zielsmatige, en een fysiek-natuurlijke.
De mens staat dus met zijn zielevermogens letterlijk tussen hemel en aarde in. Hij is de verbinder, dat is méér dan alleen een rentmeester. Hij is medeschepper doordat de voortgang van de wereld mede van hem afhangt. Zo heeft God het met ons mensen voor.
Geest: de goddelijke triniteit; God Vader, de Zoon, de Heilige Geest. Spreken het woord
Ziel: De mens met zijn vermogen tot denken, voelen en willen. Horen (‘wie oren heeft’…)
Lichaam: als oerbeeld de plant met wortel, blad en bloem. Brengt zaden voort
(1) In het Hindoeïsme en bij de oude Egyptenaren bestond er al een aanduiding op een trinitarisch principe. Brahma, Vishnu en Shiva in het Hindoeïsme. Bij de Egyptenaren ging het om Osiris, Isis en Horus. Maar een echte drie-eenheid bestaat alleen in het christendom. In onder meer het 14e hoofdstuk van het Johannes evangelie is dat prachtig beschreven.
(2)Zie proloog van het Johannes evangelie bijvoorbeeld. ’In het oerbegin was het scheppende Woordwezen’…..
(3) Het gaat dus om een activiteit; het voortbrengen van vruchten. In de oertekst staat niet het woord oogst, een zelfstandig naamwoord (mondelinge mededeling van Ton Besterveld, priester en vertaler van het nieuwe testament). Dat is statisch en zou dan gaan om die ene teelt die eerst uitgezaaid was. Zoals het nu geformuleerd staat, heeft het veel meer de kwaliteit van een ontwikkelingsproces. Nog eens versterkt door verschillende gradiënten van voortbrenging te noemen (100-, 60- en 30-voudig)
(4) De vogels van de lucht, ze zaaien niet... Zie Mattheüs 6
(5) Het Johannesevangelie staat op zichzelf. De drie synoptische evangelisten zijn ingewijden op een imaginair (beeldend) niveau, Johannes op inspiratief (klinkend) niveau.
(6) Het is niet mijn bedoeling hier aan bijbelexegese te doen, maar volgens mij matchen de drie zielenkwaliteiten die in deze concrete gelijkenis oprijzen met het karakter dat de drie evangelisten überhaupt hebben; Mattheüs als de denkende mens, Marcus in al zijn beknoptheid heel cholerisch en Lucas als de arts, zich invoelend verbindend.
Reactie plaatsen
Reacties