We leven in een tijd waarin de mens een nadrukkelijk stempel drukt op de wereld. Het heet niet voor niets het antropoceen. Was de mens gedurende vele duizenden jaren vooral omringd door natuurlijke entiteiten (bijvoorbeeld planten en dieren), dat is nu totaal veranderd. De meeste mensen leven in een kunstmatige wereld, een wereld die bestaat uit zaken die door zijn medemensen zijn gemaakt. Zeker in het welvarende deel van de wereld is de afstand tot de natuur groot geworden. Eén belangrijk aspect in deze situatie is de veranderlijkheid of ook de lokaliteit van dat gegeven. En ook het aspect van beheersbaarheid is opvallend. Het is niet zomaar dat het willen aanpassen en ‘verbeteren’ van levende organismen en vogue is. Dat de mensheid in de laatste twintig jaar nog een nieuwe reis is begonnen, nog verder weg van de natuur, komt daar nog eens bij. Met alle vervreemdingsverschijnselen die daar bij horen. De digitalisering is nóg onnatuurlijker dan de fysieke kunstmatige wereld van de door de mens gemaakte voorwerpen.
Wat zegt dit alles over de mens, het wezen dat blijkbaar een ongelooflijk vermogen heeft om de wereld naar zijn hand te zetten? En dat in steeds snellere en omvangrijkere mate? En wel zodanig dat steeds meer zorgen opkomen bij o.a klimaatactivisten over de draagkracht van de aarde. Soms zodanig dat ze van mening zijn dat de aarde beter af zou zijn zonder de mens. En ook hoop hebben dat de aarde een keer flink zal beven en daardoor de menselijke beschaving van zich af schudt en alleen verder gaat.
In dit essay zal ik pogen daar iets volledig anders tegenover te stellen. Ik gebruik daarvoor inzichten van o.a. Rudolf Steiner, maar zal eerst ook een andere grootheid uit de 20e eeuw van stal halen die bijna niemand meer kent; Adolf Portmann (1897-1982), een Zwitserse zoöloog en bekennend Goetheanist.
De menselijke ontogenese
Volgens laatstgenoemde is de mens een heel bijzonder wezen. Dat wordt op indrukwekkende wijze ondersteund en bevestigd door zijn fysieke ontwikkelingsgang, zijn ontogenese. Die is namelijk totaal anders dan bij alle dieren, ook bij de mensapen.
Portmann is in zijn tijd wereldberoemd geworden met zijn inzichten over het eerste levensjaar van de mens.(1) De 9 maanden in de baarmoeder (uterus) worden gevolgd door een 12 maanden durende extra-uterine (buitenbaarmoederlijke) fase. Dóórgaand in deze 21 maanden is de embryonale groeicurve.(2) Na het eerste levensjaar vlakt die scherp af, een knik als het ware, en van dan af groeit het mensenkind in verhouding met de dieren langzaam. Bij de mensapen, maar ook bij andere zoogdieren, is de groeicurve in eerste instantie minder steil dan bij de mens, maar er is geen sprake van een afvlakking na het eerste levensjaar en zijn ze met 5 jaar volgroeid (en ook geslachtsrijp). In de verste verte geen puberale strekkingsfase te bekennen, die bij de mens omstreeks het 14e levensjaar optreedt.
Dat wij mensen na 9 maanden geboren worden noemt Portmann een fysiologische vroeggeboorte.(3) Wij verlaten als het ware voortijdig de warme prikkelarme natuurlijke baarmoeder en begeven ons in een sociale prikkelrijke cultuuromgeving. De vraag is nu; waarom gebeurt dit? En het (sensationele) antwoord van Portmann luidt: om 3 specifieke menselijke vermogens te leren waarvoor hij zich in een concrete menselijke sociale samenhang moet inbrengen. Die vermogens zijn: (rechtop) lopen, spreken en (een eerste aanleg van inzichtelijk) denken.(4) Dieren hoeven deze drie vermogens niet te leren. Door het instinct gedragen, kan een paardenveulen binnen de kortste keren lopen. Evenmin hebben dieren een taal. Al kunnen sommige dieren een breed pallet aan geluiden voortbrengen met een verschillende betekenisinhoud.(5) Dat de sociale ‘uterus’ uit doormenselijkt moet zijn, blijkt uit een tweetal voorbeelden waarin dat niet of heel beperkt het geval was. Menskinderen die opgegroeid waren bij wolven, liepen voorover gebogen op vier ‘benen’. In ieder geval niet rechtop. Ook konden zij niet spreken, ze stootten geluiden uit. Een tweede voorbeeld, afkomstig uit de middeleeuwen, is een experiment waarin zuigelingen weliswaar functioneel prima verzorgd werden, maar zonder één menselijk oogcontact of een verbale uiting. Die welverzorgde baby’s stierven allemaal binnen de kortste keren!(6)
Cultuur
Wat is het essentiële verschil tussen de warme prikkelarme natuurlijke baarmoeder en de qua temperatuur veranderlijke prikkelrijke sociale ‘baarmoeder’? De eerste is altijd hetzelfde, in welke omgeving of tijd het zich ook moge afspelen. De tweede is daarentegen altijd en overal verschillend, is gedifferentieerd. Het maakt verschil uit of je nu of 100 jaar geleden geboren bent, of je hier of in China geboren wordt. Zelfs binnen Nederland zijn de verschillen enorm. Het gaat om een brede waaier aan mogelijke sociale vormen en normen. En natuurlijk de enorme rijkdom aan talen wereldwijd. Dat alles noemen we cultuur. Dus om de drie fundamentele algemeen menselijke vermogens te leren: lopen, spreken en denken, kiest hij telkens een hoogst specifieke bepaalde omgeving en tijd uit. Overgeleverd aan de concrete vermogens van de mensen die hem omringen. Ook het vermogen van de drie die nog het meest natuurlijk is; het rechtop lopen, moet echt in een enthousiasmerende stemming van de opvoeders geleerd worden. De vreugde die een kind heeft als het voor het eerst rechtop kan lopen. De fysieke verhouding tot de wereld verandert daardoor volledig. Het is als een overwinning.
Nestvlieder, nestblijver.
Deze twee termen zijn uit de mode geraakt, maar in de tijd van Portmann waren ze algemeen bekend. Nestvlieders zijn eenden en kippen bij de vogels en veulens, kalveren, jonge apen bij de zoogdieren. Ze behoeven geen lange nestzorg, kunnen meteen na de geboorte zien en lopen. Vinden zelfstandig de melkvoeding bij de moeder. Nestblijvers daarentegen zijn meestal blindgeboren, kunnen niet lopen noch zelfstandig voedsel zoeken. Voorbeelden bij de vogels zijn de kraaiachtigen, maar ook uilen (uilskuiken). Bij de zoogdieren, zijn het honden, ratten, roofdieren, varkens.
De mens is het enige wezen dat van beide categorieën eigenschappen bezit. Met zijn ledematen is hij een volledige nestblijver, in tegenstelling tot de mensapen waarbij het jong zich zelfstandig aan de moeder vastklampt! Met zijn zintuigen; ogen en horen is hij een nestvlieder. Binnen de kortste keren zal een zuigeling in een chinees taalgebied andere klanken uitstoten dan een Europese baby, ook al lijkt het nog helemaal niet op een taal. En het voornoemd visuele en auditieve contact is essentieel voor het verbonden zijn met de sociale omgeving, anders sterft de zuigeling.
Individuele geest
Al met al heeft de mens een extreem lange ontwikkelingsgang op lichamelijk gebied. De puberale strekkingsfase is al eerder genoemd. Portmann ziet dat als een voorwaarde om het cultureel erfgoed, dat dus telkens en overal anders is, op te kunnen nemen. Daarom evolueert de mensheid zoveel sneller als de dieren die door hun natuurlijke zo-zijn gebonden zijn.
Portmann gaat nog een stap verder door te stellen: de menselijke ontogenese, zijn fysieke ontwikkelingsgang dus, staat in dienst van het feit dat hij drager is van een individuele geest! De mens als vrijheidswezen. In staat om zijn natuurlijke neigingen door inzicht, moraal of liefde te sturen. En dat individueel verschillend. Zelfs twee mensen die in het zelfde gezin zijn opgegroeid kunnen als volwassene totaal verschillende interesses hebben.
Het is buitengewoon spannend wat Portmann daar zegt: het geestelijke is het organiserend principe en gaat aan het lichamelijke vooraf. Precies daar sluit het wat mij betreft aan op de antroposofie van Rudolf Steiner. Namelijk het inzicht dat de geest er het eerst is, het primaat heeft. De aardse lichamelijkheid is ontstaan door een verdichtingsproces dat met vele en langdurige ontwikkelingsstappen bereikt wordt.
De mens was er het eerst, althans zijn ‘omnipotente’ voorloper, waarin alles als potentie in aanwezig was. En dan ook nog eens in een uiterst, niet voor te stellen, ijle toestand. De verdere ontwikkeling leidt tot enerzijds tot een verdere verdichting, het wordt uiteindelijk echt fysiek aards, zoals we het nu kennen. Anderzijds is er sprake van een emancipatieproces; opdat het wezen dat uiteindelijk de mens in zijn huidige gedaante zal worden dit kan doen zijn er telkens stappen noodzakelijk. Eerst splitst het fysieke zich af, dan het plantaardige, tot slot het dierlijke. De aap als laatste waardoor de mens pas echt tevoorschijn treedt en in staat is om echt rechtop te lopen en vrij te kunnen denken. Wat dat betreft is de overwinning die het kleine kind maakt door rechtop te kunnen lopen een miniatuurherhaling van de mensheidsontwikkeling als geheel. Overigens is deze fysieke gestalte ook nauw verbonden met begrippen als recht-vaardig, recht-spreken etc. Het recht-opgaan als fysieke uitdrukking van moraliteit. Of ook: iemand die ergens onder gebukt gaat is niet vrij.
Thomas Nagel (hedendaags Amerikaans filosoof) zei het ooit zo: het menselijke vermogen tot zelfreflectie is volstrekt uniek. Door de op aarde aanwezige mens is de schepping in staat zichzelf te waar te nemen. Dit vermogen moet er vanaf het begin van de evolutie altijd al hebben ingezeten. Je kunt het niet denken hoe zoiets, al dan niet door emergentie, evolutionair tot stand kan komen.(7) Moleculen plegen nu eenmaal geen vrije wil te hebben.
Het zijn dergelijke vermogens die de mens op God doen gelijken. Het vermogen tot zelfreflectie, tot zelfinzicht, tot moraliteit, tot liefde. In vergelijking met God op een ongelooflijk kinderlijke manier. De spreekwoordelijke tovernaarsleerling zullen we voorlopig wel blijven. Maar juist omdat we telkens in een heel specifieke cultuur geboren worden, zit het veranderlijke in onze menselijke natuur ingebakken. Iedere generatie kan het weer op zijn eigen manier uitproberen.
Toekomst
Vanuit welke overwegingen laten we ons leiden? Ook wanneer we met de aarde omgaan. Is de korte termijn winst het leidende principe of voelen we ons dankbaar voor al hetgeen onze voorvaderen ons hebben nagelaten en voelen we een verantwoordelijk voor hen die na ons komen? Kunnen we ons beschouwen als vermogend, die iets te geven heeft? Lukt het ons om vanuit inzicht en liefde medeschepper te worden van onze aardse omstandigheden? Het zijn spannende tijden, veel dingen lijken op de spits gedreven te zijn. Vinden we gemeenschappen om toekomstkiemen vorm te geven? Voor mij als tuinder is het gebied van de landbouw de biotoop waar ik me thuis voel en waar ik iets over kan zeggen. In de komende blogafleveringen wil ik daar over spreken en dan met name over de preparaten. Dat zijn stoffen die als homeopathisch geneesmiddelen in de biodynamische landbouw structureel worden ingezet. Zij werken constituerend voor het landbouwbedrijf als organisme en individualiteit, maar hebben een nog bredere uitwerking op de omgeving en uiteindelijk op de aarde als geheel en haar verdere voortgang . De schepping wacht op de mens!
(1) Uitgegeven in het boek ’Biologische Fragmente zu einer Lehre von Menschen’. In het Nederlands vertaald en uitgegeven in 1961 onder de titel’ Het beeld van de mens, in het licht van de moderne biologie’.
(2) In de jaren 30 van de vorige eeuw was er een discussie over de foetaliseringstheorie van Louis Bolk, die bezegt dat de mens zich in zijn lichamelijke ontwikkeling terughoudt in vergelijking met bijvoorbeeld de apen. Hij blijft als het ware langere tijd foetaal en ontwikkelt zich niet in een specifieke richting, met een klauw, bek of vacht. Portmann is het daar niet mee eens en plaatst daar diverse voorbeelden tegenover waar de mens in zijn lichamelijke ontwikkeling juist een acceleratie vertoont ten opzichte van bijvoorbeeld de mensapen. De extra-uterine groeicurve is daar een voorbeeld van. Andere voorbeelden zijn de s-vormige wervelkolom en de specifieke bekkenstand die al in de eerste fase van de embryologische ontwikkeling bij de mens anders zijn dan bij de apen; al vooruitlopend op het feit dat de mens als enige rechtop zal gaan lopen. Portmann, en later Erich Blechschmidt (1904-1992) zijn een verklaarde tegenstander van de theorie dat de individuele menselijke ontwikkeling (ontogenese) een herhaling zou zijn van de grote evolutie (fylogenese). Deze theorie is door Ernst Haeckel (1834-1919) eind 19e eeuw gepostuleerd. Volgens Blechschmidt is de mens vanaf de conceptie 100 % mens. Dát de mens verschillend is in de diverse ontwikkelingsstadia van zijn gehele leven staat buiten kijf, maar maakt hem daardoor niet meer of minder mens.
(3)qua cerebraliteitsgraad zouden we gemakkelijk 1,5 jaar in de baarmoeder kunnen blijven, zoals bijvoorbeeld ook het olifantenjong doet.
(4) exact dezelfde specifiek menselijke triniteit (lopen, spreken en denken) brengt ook Steiner telkens weer ter sprake.
(5) Uitgerekend de mensapen horen hier niet bij, terwijl de mens zich nu net door zijn taligheid onderscheid. Een aantal vogelsoorten en walvisachtigen hebben binnen het dierenrijk veruit de grootste differentiatie in hun geluidsuitdrukkingen.
(6) helaas kan ik niet meer terugvinden bij welke middeleeuwse vorst dit gruwelijke experiment heeft plaatsgevonden.
(7) Uit: ‘Geest en kosmos’, 2014. Originele Engelse titel: ‘Mind &Cosmos. Why the Materialist Neo-Darwinian Conception of Nature is almost certainly False’.
Reactie plaatsen
Reacties