F1 hybriden, rassen zonder verleden en zonder toekomst

Gepubliceerd op 26 oktober 2023 om 09:44

Inleiding

Gedachten voeren tot realiteiten, niet in het minst door het feit dat er een triniteit bestaat van denken, spreken en doen. Wanneer ik dus een levend wezen, bijvoorbeeld een plant, met een genetische bril bekijk heeft dat invloed op hoe ik hem behandel. Hans Peter Dürr (1929-2014), directeur van het Max Planckinstituut in München zei eens: “Het is een tragedie dat de moderne biologie nog steeds in begrippen als deeltjes en bouwstenen denkt” (zoals bijvoorbeeld genen in de dubbelhelix, opm. RG) “terwijl de kwantummechanica allang heeft aangetoond dat zelfs de fysieke wereld het ‘ding’-niveau overstijgt en een waarnemend/relationeel vermogen bezit”. Volgens mij hebben wij in de biodynamische landbouw door de inzichten en uitgangspunten van de geesteswetenschap van Rudolf Steiner de mogelijkheid om de planten op ‘ooghoogte’ te ontmoeten. Nu, medio herfst 2023, speelt bij een paar veredelaars de wens om  F1 hybride verdeling als toegestane methode binnen de biologisch dynamische landbouw te gaan toepassen. Middels dit schrijven wil ik een aantal inhoudelijke overwegingen aan de orde stellen waar naar mijn mening niet aan voorbij gegaan kan worden alvorens zich met deze onzalige veredelingsmethode te verbinden. 

Ook is het voor de consumenten wellicht interessant om zich te verdiepen in deze kwestie, ook al is het maar voor even. Immers zij eten het iedere dag. Ik meen dat ik het zó heb geschreven dat het voor iedereen te begrijpen is.

Context

Voordat ik de veredelingstechnieken an sich ga beschrijven, wil ik eerst een kader scheppen waardoor überhaupt het gewicht van het onderwerp; zaden en rassen, duidelijk kan worden. De landbouw is van fundamentel belang, iedereen moet immers iedere dag eten. Ook vanuit een maatschappelijk en een ecologisch perspectief kan het belang van de landbouw niet overschat worden, wereldwijd werken nog steeds de meeste mensen in de landbouw en de gezondheid van de aarde hangt voor een belangrijk deel af van de landbouwbeoefening. Het is een samenkomen van natuurkrachten (aarde en zon) en entiteiten (planten en dieren) in een cultuurbiotoop: het agrarisch bedrijf. De mens is daarbij de vormgever, vandaar agri-cultuur. En al naar gelang door welke motieven hij zich laat leiden in zijn handelen, zal het bedrijf zelf en de voedingsproducten die het bedrijf verlaten een gezondmakende dan wel een belastende uitwerking hebben op de consumenten die deze levensmiddelen eten. Als de aarde als vrouwelijke pool wordt gezien, dan zijn de zaden het mannelijke equivalent. Zij bevruchten de aarde en van daaruit groeien de planten. Heel veel boeken en andere informatie gaat over het belang van een gezonde bodem. Goede vruchtwisseling, grondbewerking en bemesting zijn grofweg de drie instrumenten die daarbij de boer of tuinder ter beschikking staan en waarmee hij de gezondheid van de bodem kan beïnvloeden en daarmee ook van de planten die daar groeien. Echter, alle eigenschappen van een plant, zoals smaak, consistentie, vorm en opbrengst, zijn zeker ook raseigenschappen. Ik zou zeggen voor 50 %, net zoals mannen en vrouwen voor het menselijk nageslacht even belangrijk zijn. Toch is de wereld van zaden en rassen bijzonder stil. En dat in meerdere opzichten. In maatschappelijk opzicht kun je bijvoorbeeld wel stellen dat landbouw veel belangrijker is dan de pharmaceutische industrie, immers niet iedereen is iedere dag ziek en moet daarom medicijnen hebben. Echter zonder dagelijks voedsel wordt het leven lastig tot onmogelijk. Zoveel informatie als er is over de pharmaceutische wereld en zeker ook kritische onderzoeken (o.a. Peter Gotsche, een Deense kritsche wetenschapper), zo weinig hoor je over de zaadmultinationals. Op internet vindt je hoegenaamd niets (1). Echter ook intern in de bio-sector is het stilletjes. Hebben we een slecht geweten? Heel de wereld van zaden en rassen hebben we immers als biosector aan het gangbare bedrijfsleven overgelaten. Was het, pak hem beet, 60 jaar geleden een ecologisch probleem, immers de gangbare rassen en zaden kwamen van met gifstoffen behandelde akkers vandaan. Tegenwoordig zijn de veredelingstechnieken zodanig veranderd dat ze niet meer compatibel zijn met de uitgangspunten van de ecologische landbouw en zeker niet met de idealen van de biodynamische lanbouwmethode. In tegendeel, ze zijn er absoluut mee in tegenspraak. In onderstaand schrijven zal ik dat duidelijk maken aan de hand van de beschrijving van het hele proces van het tot stand komen van een F1 hybride. Ook zal ik de ontogenese, de werdegang, van een zaadvast ras beschrijven. Juist in de vergelijking van beide, F1 hybriden versus zaadvaste rassen, wordt pas goed de omvang en de impact duidelijk. Zowel voedingskundig, maatschappelijk, filosofisch en biologsich gezien zijn het twee werelden die zich in toenemende mate van elkaar verwijderen. Ik mag hopen dat we niet alleen tegen patenten en gentech protesteren maar dat we vooral ook energie richten op concrete stappen om de afhankelijkheid van de grote multinationale ondernemingen te verminderen tot zelfs helemaal ongedaan maken aan toe. 

F1 hybriden

Eerst een paar wetenswaardigheden (2):

1. In het plantenrijk zijn meerdere manieren van bestuiving te onderscheiden. Een aantal planten zijn zelfbestuivend, zoals de meeste grassen en granen, veel vlinderbloemigen (o.a. bonen, erwten) en slasoorten.

2. Bij de groentegewassen is vreemdbestuiving eerder de regel, dat wil zeggen zij hebben een flink aantal 'broertjes' en 'zusjes' nodig die gelijktijdig afbloeien en een pollenwolk vormen. Zij bestuiven elkaar, iedere plant is daarbij zowel gever als ontvanger.

3. Bij een te gering aantal planten die met elkaar tot bloei komen kan al heel snel tot een inteeltdepressie leiden in de daarop volgende generatie. Dat wil zeggen tot planten die (veel) minder sterk groeien of ziektegevoeliger zijn.

4. Het zijn de vreemdbestuivende gewassen die voor het kweken van F1 hybriden geschikt zijn.

Het feitelijke proces

Bij een normaal vreemdbestuivend gewas, de meeste groentegewassen dus, wordt in het kader van een F1 hybride veredelingsproject begonnen om een hele reeks aan inteeltlijnen te vormen. Die verkrijgt men door individuele bloeiende planten te isoleren in een gaaskooi en ze tot zelfbestuiving te brengen. De daaruit voortkomende zaden zaait men opnieuw uit en ook die planten worden op hun beurt tot zelfbestuiving gebracht. En zo kan dat wel 7 generaties doorgaan (3).  Overigens de gevoeligheid voor inteelt is verschillend van gewas tot gewas. Men probeert de inteelt zover mogelijk door te drijven; het zijn vaak kommerlijke planten, maar ze moeten natuurlijk nog wel in staat zijn om te bloeien en zaad te zetten. Op genetisch niveau zijn ze homozygoot, dat wil zeggen uniform, hetzelfde. 

Zo verkrijgt men vele honderden inteeltlijnen. De ingeteelde planten 'snakken' naar vreemd bloed, het zijn immers vreemdbestuivers. En door nu at-random, willekeurig, telkens twee planten van verschillende inteeltlijnen met elkaar te kruisen hoopt men een nakomelingschap te vinden die juist heel sterk groeiend en uiterlijk uniform is. Meestal/vaak zijn de nakomelingschappen net zo kommerlijk als de deplorabele toestand waarin de twee ouderlijnen verkeerden. Hetgeen ook niet zo verwonderlijk is. Maar soms, heel soms, treedt er toch een krachtig groeiende en uniforme nakomelingschap voor het voetlicht. Dit is het model voor het toekomstige F1 hybrideras dat men op de markt wil gaan brengen (F komt van filia, een latijs begrip dat zoon of dochter betekent) Het enige wat er nu nog moet gebeuren is dezelfde kruising met grote hoeveelheden identieke planten te herhalen. Men wil immers grote hoeveelheden handelszaad produceren die men vervolhens op de markt kan brengen. Over de vermeerdering wil ik verderop nog iets vertellen.

Zaadvaste rassen

Geheel anders verloopt het veredelingsproces bij de zaadvaste rassen. Het is de aloude manier om tot nieuwe rassen te komen, of misschien is zelfs dat te eigentijds geformuleerd. In al die duizenden jaren landbouw heeft men gewoon in het telen van voedingsgewassen getracht om planten te selecteren die met de lokale omstandigheden goed overweg konden of die gebruikseigenschappen hadden die heel gewenst waren, zoals smaak, bewaarbaarheid of opbrengst. Het nieuw-zijn was daarbij geen thema en zeker geen doel. Immers iedereen had zijn eigen selectie, zaden werden niet gekocht of verkocht. Uit de cultuurschat die de mensheid collectief heeft opgebouwd, kunnen wij nu anno 2025, putten. Zo zijn er bijvoorbeeld bij wortel (Daucus carota) duizenden rassen ontstaan. Het is een cultuurevolutie die gedurende duizenden jaren heeft plaatsgevonden en die 'bovenop' de natuurevolutie is gezet. Een natuurevolutie waar alle wilde planten, zo ook de wilde wortel, uit zijn voortgekomen.Tegenover de wilde wortel die overal min of meer hetzelfde is, hebben de gecultiveerde nazaten een grote diversiteit. In alle kleuren; paars, rood, geel, wit en oranje en ook in allerlei vormen (konisch, cylindrisch, rond) en smaken; zoet en aromatisch in allerlei gradaties. Het zijn allemaal zaadvaste rassen, dat wil zeggen ze zijn door de generaties heen stabiel in hun eigenschappen. De uniformiteit hangt af in hoeverre ze intensief instand gehouden zijn door de mens. 

Als veredelaar kan ik uit die cultuurschat putten om een nieuw ras te ontwikkelen. Bijvoorbeeld met een bepaalde smaak, een goede bewaarbaarheid of een mooie gladde huid van de wortel. Een brede kennis van alle bestaande rassen is onontbeerlijk om tot een goede keuze van de uitgangspopulatie te komen. Dat is het ras dat in menig opzicht al goed is, dat wil zeggen gelijkenis vertoont met hetgeen ik uiteindelijk wil gaan bereiken. Het middel daartoe is positieve massaselectie, dat wil zeggen uit grote bestanden (minimaal 10.000 planten) de beste exemplaren selecteren. Het kan bijvoorbeeld gaan om de eigenschap van een gladde huid. Ik selecteer dan minimaal 50 planten die deze eigenschap bovengemiddeld bezitten en laat ze gemeenschappelijk afbloeien. Het zaad dat hier uit voortkomt opnieuw uitzaaien en in het bestand wederom de beste planten selecteren etc. Door deze manier van selecteren is het zeer wel mogelijk om tot goede resultaten te komen. In het geval echter dat het gewenste doel niet of in onvoldoende mate bereikbaar is, kan ik besluiten om te gaan kruisen met een ander wortelras waar die gewenste eigenschap wél in zit. Meestal heeft dat tweede ras dan weer eigenschappen die ongewenst zijn. Nu is het zo dat de eerste generatie na de kruising, de F1 dus, een tamelijk homogeen beeld laat zien, dat wil zeggen de individuele planten zullen qua eigenschappen een soort gemiddelde van beide kruisingsouders laten zien. (Dat beeld is des te sterker naarmate beide rassen heel uniform zijn.) Ik wil  echter kunnen selecteren en dan heb ik juist verschillen nodig tussn de individuele planten. Teel ik de kruisingsgeneratie nog een keer na, ik kan dan tamelijk extensief selecteren, dan kom ik in de F2 generatie en daar treedt dan een grote uitsplitsing op. Dat wil zeggen individuele planten die op het ene kruisingsras lijken en andere planten die op het tweede ras lijken en verder allerlei tussenvormen, intermediaire typen. Nu kan ik werkelijk goed en streng gaan selecteren en wel uit  grote bestanden. Ook hier geldt weer dat minimal 50 planten gemeenschappelijk met elkaar moeten afbloeien en dat de pollenwolk die zij gezamenlijk maken voorkomt dat er een inteeltdepressie optreedt. Zo'n 7 generaties (14 jaar bij tweejarige gewassen als peen, ui en sluitkool) kan het selectietraject duren. In die lange tijd ontstaat er een intensieve relatie tussen het nieuwe-ras-in-wording en de mens die de selectie doet. Als het selectiewerk goed gedaan is, is er een nieuw, stabiel en voldoende uniform ras ontstaan. Het is onderdeel geworden van de cultuurschat van de mensheid. Ook lang nadat de kweker is overleden kan het ras nog volop leven.

Verschil tussen beide veredelingsmethoden

 In onderstaand plaatje staan beide processen schematisch getekend. Ze vormen eigenlijk een spiegelbeeld van elkaar.

 

1. Tegenover de 7 generaties van inteelt bij de F1 hybriden staan even zovele generaties van selectie bij de zaadvaste rassen.

2. Tegenover de kruising aan het eind bij de F1 hybride, staat de kruising bij het zaadvaste ras aan het begin van het gehele veredelingsproces. In beide gevallen zal bij een nateelt, de F2, de uitsplitsing optreden. 

Deze twee feitelijke verschillen hebben een aantal belangrijke gevolgen.

Op de keper beschouwd zijn F1 hybriden een piekmoment en is hun levensduur slechts één generatie. Het zijn rassen zonder verleden en ook zonder toekomst:

  • Zonder verleden, omdat het pas ontstaat als eerste generatie na de kruising: F1. Daarvoor waren de voorouders inteeltlijnen die slechts maar ten dele lijken op de huidige F1 hybride, bovendien in een kommerlijke staat van inteelt.
  • Zonder toekomst, omdat het niet dóórdraagt. Van het rasbeeld van de F1 hybride met zijn specifieke eigenschappen blijft in de nateelt, de F2, de tweede generatie na de kruising dus, weinig tot niets over. De grote uitsplitsing treedt op, het is een soort chaos.
  • Vanwege het laatstgenoemde feit zijn F1 hybride rassen niet geschikt om opgenomen te worden in een genenbank. Na een aantal jaren, als ondanks de diepgevroren bewaring de kiemkracht van de zaden afneemt, moet een ras weer eens nageteeld worden om weer verse zaden te hebben. Dat is dus precies niet mogelijk bij een F1 hybride. Hieruit ontstaat het beeld dat wij als huidige mensheid wél kunnen putten uit de nagelaten schat van onze voorouders, maar dat we niets nalaten voor hen die na ons komen. In principe zijn zaadvaste rassen de enige rassen die geschikt zijn voor de  genenbanken (ik noem ze liever zadenbanken). F1 hybriden zijn niet in een genenbank te vinden.
  • F1 hybriden passen vanwege het laatstgenoemde volledig in de tijdsgeest van de liberale kapitalisme;  er is een disbalans tussen privé en gemeenschappelijk belang (‘private and public interests’). Op het altaar van het kortademige heden wordt veel geofferd. F1 hybriden zijn verbruiksrassen. Levende entiteiten worden tot een commodity, een verdinging van het leven. Het is volledig in lijn met het kapitalistische economische systeem dat alsmaar moet groeien. Telkens worden voorheen gratis voorhanden zaken, zoals land, bos en water geprivatiseerd en opnieuw aangeboden aan iedereen, echter nu tegen betaling. Zo is het ook met de heilige schat van de cultuurplanten rassen gegaan. 
  • In het verlengde van het vorige punt: alles in het levende is cyclisch. Landbouw staat volledig in deze cyclische dynamiek. Industriële productie is lineair (zelfs bij recycling is het meestal downcycling). Zaadvaste rassen behoren tot de cyclische wereld van het leven, F1 hybriden zijn industrieel van aard, ook zij zijn immers lineair. Zij voeren tot de dood. Tegenwoordig zijn heel veel F1 hybriden zelfs steriel, dat wil zeggen ze splisen niet uit in de F2, maar er is helemaal niets. Géén nakomelingen. En het bizarre is dat deze rassen (CMS F1 hybriden, Cytoplasmatische Mannelijke Steriliteit) toegestaan zijn in de ecologische landbouw. Echter niet bij Demeter, de biodynamische landbouwmethode).
  • Behalve de al genoemde uitsplitsing in de F2 in beide veredelingstrajecten, treedt er bij de F1 hybriden nog een tweede effect op: veel planten zijn heel kommerlijk en daardoor zieketegevoelig. Waarschijnlijk als gevolg van de inteeltfase voorafgaande aan de kruising. Dat heeft blijkbaar zulke beschadigingen gegeven die eerst sluimerend (tijdens de F1) waren, maar nu weer fysiek aan de dag treden. 
  • Voedingskundig. De fysieke uitsplitsing in de F2 komt niet uit de blauwe lucht vallen. Die was er in de F1 ook al, maar dan niet op fysiek niveau. Hier is de chaotische uitsplitsing in de fysieke werkelijkheid in potentie al aanwezig en wel op het niveau van de organisatiekrachten. Het niveau van de lichtkrachten, de levenskrachten, ook wel etherkrachten genoemd. Het zijn die krachten die het leven dragen en ordenen, die de planten tegen de zwaartekracht in doen groeien, die de verschillende fasen van een plantengroei bewerkstellingen (kieming, groei, bloei, zaadzetting) (4). En het is deze etherische chaos die wij eten, wanneer wij F1 hybriden tot ons nemen!
  • Wanneer het heterosis effect optreedt (5) is dat te zien aan meer groeikracht en een hogere uniformiteit. Dat lijkt positief, maar het is als een ‘koortsachtige’ activiteit te zien. Het is een uiting van een genezingsproces om een (diepe) verwonding/ beschadiging uit de inteeltfase te herstellen. Hoe dieper de beschadiging tijdens de inteelt, hoe groter het heterosis effect bij de F1 hybride kan zijn.
  • Zaadvaste rassen zijn niet star uniform, maar laten een bepaalde bandbreedte zien in hun eigenschappen. Het is een beweeglijkheid die bij de vreemdbestuivende gewassen door de open bestuiving (in het Engels ‘open pollinated’) wordt veroorzaakt. Als tweede: tegenover het piekmoment van de F1 hybriden staat de stabiliteit in het ‘overall’  beeld van het zaadvaste ras. Vandaar ook de term zaadvast.  En precies de combinatie van deze twee eigenschappen: een beweeglijkheid ingebed in een stabiliteit hebben wij als mens in deze roerige tijden hard nodig. Zaadvaste rassen bieden deze kwaliteit.
  • In de loop der generaties ontstaat er een relatie tussen het nieuwe ras in wording en de persoon die het begeleidt. In een bepaald opzicht gaat het dan nog verder; je zou het met een boom kunnen vergelijken, die door de jaren heen steeds individueler wordt, een geschiedenis heeft, en die een ‘gezicht’ heeft.
  • De bedrijven die de F1 hybriden maken zijn zonder uitzondering multinationaal opererend, in Nederland familiebedrijven als Bejo, Enza en Rijk Zwaan. In een omgeving die uiterst ver technologisch doorgevoerd is, vindt een kille analytische onpersoonlijke manier van werken plaats. Met laboratoriumtechnieken worden genetische 'landkaarten' van de inteeltlijnen gemaakt om al op voorhand te kunnen selecteren welke als kruisingsouder geschikt zijn. De daadwerkelijke kruising is dan nog een check achteraf. Mensen die daar werken moeten verklaringen ondertekenen van geheimhouding, terwijl iedereen in deze moderne tijd de mond vol heeft van transparantie en we blij zijn dat de kerk ons niet meer bevoogdend beleert. Überhaupt weten we als maatschappij niet wat ze doen in hun veredelingskeukens. Toestanden uit een ver verleden eigenlijk.
  • het gebruiken van zaadvaste rassen betekent daarom in meerdere opzichten  een emancipatoire stap zetten in richting een open, gedecentraliseerd, eerlijke, liefdevolle en gezonde manier van omgaan met de voedselplanten. Al die kwaliteiten werken in de planten door.  Planten hebben immers geen inhoud, maar een 'uithoud', dat wil zeggen ze staan zozeer open dat ze alles opnemen wat zich in hun omgeving zich voordoet. 

In de landbouwcursus van Rudolf Steiner wordt in het begin, aan het eind en ook in het midden, meermaals expliciet op het belang van goede voeding gewezen voor de verdere ontwikkeling van een individueel mens en de mensheid als geheel. Analoog daaraan is de kwaliteit van de bemesting van beslissende betekenis voor de ontwikkeling van een individueel landbouwbedrijf en de landbouw in het algemeen. Zowel een boerderij in zijn geheel en de afzonderlijke gewassen en planten die daarin groeien, ontwikkelen zich in een cyclisch proces door de seizoenen en de jaren heen. De zorg voor de bodem van een landbouwbedrijf, de moederlijke pool, hoort van nature tot de verantwoording van een boer of tuinder. Maar waar ligt in deze tijden, waar de arbeidsdeling in verregaande mate is ingevoerd, de zorg voor de voedingskwaliteit van de rassen en zaden, zogezegd de mannelijke pool? Wie anders dan de veredelaars hebben hier een heilige taak te gaan?

Het is duidelijk dat de F1 hybriden veel eigenschappen die voor de telers belangrijk zijn. Naast een hogere opbrengst hebben ze veelal een hogere uniformiteit en meer resistenties tegen ziekten en plagen. Het is van het hoogste belang dat de voedingssector in zijn geheel stappen zet, inclusief de consument. Hoeveel prioriteit kunnen en willen we als maatschappij geven aan dit onderwerp. Ik denk dat het tijd wordt dat binnen de biodynamische gemeenschap concrete stappen gezet worden om volledig naar zaadvaste rassen om te schakelen. Bedrijven met eigen afzetkring hebben hier veel mogelijkheden. Moeilijker ligt het bij de anonieme markt waar geen direct contact is tussen klant en boer/tuinder. Voedselcoöperatie Odin zet hier nu de eerste stappen. 

In de jaren 60 toen de ecologsiche beweging op kwam en de kwetsbaarheid van Moeder Aarde tot de mensen doordrong ligt al ver achter ons. Het wordt tijd dat de mannelijke pool eenzelfde warme belangstelling zal ondergaan.

 

Noten

(1)' Visualizing Consolidation in the Global Seed Industry 1996-2008' van Philip H. Howard, is een van de weinige onderzoeken die een duidelijk inkijkje geeft in deze bedrijfstak. De studie geeft bovendien een heldere beschrijving van de tredmolen: het fenomeen dat boeren en tuinders steeds meer geld betalen aan allerlei agro-industriële ondernemingen voor producten als zaden, (kunst)mest en bestrijdingsmiddelen en daardoor schuldenaar worden en daardoor meer moeten produceren enz.

(2) Op alle vier hier genoemde punten is van alles aan te merken. Planten zijn immers levende entiteiten en daar zijn vaak allerlei overgangsvormen en uitzonderingen te vinden. Zo heeft pompoen geen last van zelfbestuiving ofschoon het een vreendbestuiver is. De tomaat is weliswaar een zelfbestuivend gewas, maar daar zijn toch F1 hybride rassen van. Spinazie is weliswaar vreemdbestuivend, maar daar is sprake van alleen sruifmeel-gevende en alleen -ontvangende planten, zij zijn tweehuizig; puur mannelijke en puur vrouwelijke planten. Overigens zijn er op die regel ook weer uitzonderingen..... En tot slot: heel veel gewasen zijn gedeeltelijk zelf- en gedeeltelijk vreemdbestuivend, zoals bijvoorbeeld tuinboon met 5 % zelfbestuiving.

(3) Dit is een voorstelling van een ouderwetse manier van inteeltlijnen maken. Tegenwoordig is het mogelijk om met weefselkweek uit het vegetatieve blad vele duizenden (identieke!) planten te kweken in een laboratorium. In plaats van 14 jaar (7 generaties à 2 jaar bij een tweejarig gewas) heeft men nu in 1 jaar de benodigde homozygote planten. 

(4) Het zijn ook die krachten die ons mensen voeden. Levenskrachten zijn heel dienstbaar en (daarom) heel onzichtbaar, ze zijn ons onbewust. Ze vallen vooral op als ze er niet meer zijn: dan zijn we dood en gaan ont-binden.

(5) heterosis effect: de groeikracht van de nakomelingen overtreft die van beide ouders. Dit verschijnsel is zowel bij planten en dieren aan te treffen. Ofschoon het volop gebruikt wordt, bijvoorbeeld in de veredeling, is het werkingsprincipe onbekend. Het is toegepaste wetenschap. De populaire literatuur suggereert dat dit verschijnsel alleen bij een nakomelingschap van gekruiste inteeltlijnen optreedt ( de F1 hybride dus). Echter, ook bij de zaadvaste rassen treedt dit verschijnsel op, echter dan niet één groot heterosis effect, maar vele kleine. En wel zoveeel te meer, naarmate er een bandbreedte is in de afzonderlijke eigenschappen van de zaadvormende planten. Het pleit ervoor om niet meer uniformiteit na te streven dan nodig is en zeker niet in 'onbelangrijke' eigenschappen als bijvoorbeeld bloemkleur.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.