‘Vroeger was alles beter’. Wie zou dat nog durven zeggen? Maar waarom hoor ik zo vaak het omgekeerde -meestal impliciet-; ‘nu weten we pas echt goed hoe het moet’. Volgens mij is dat net zo bezijden de waarheid en grenst het aan een gebrek zich te willen verdiepen in hoe dingen vroeger gedaan werden.
Bij de landbouw kan ik uit eigen ervaring spreken. Dat wil zeggen ik heb herinneringen uit mijn vroege jeugd die zich afspelen in een landbouwleven met kleinschalige gemengde bedrijven. Een buurtschap van 11 boerderijen, waar men elkaar hielp zonder rekeningen te schrijven. Waar boerenerven nog geschikt waren als kinderspeelplaats, met de hooimijt als letterlijk hoogtepunt. Waar je als kind meeliep met degene die met het paard aan het ploegen was. Geen herrie van een of ander apparaat maar wel de geur van paardenzweet en opengebroken aarde.
Geloof het of niet; ik ben van geboortejaar 1959 dus ik praat over de jaren 60 van de vorige eeuw. Zo kort is het geleden.
Nu, achteraf gezien, zie ik de aanwijzingen die op een naderend einde wezen. Op de paardenkar 50 kg zakken met kunstmest laden en naar een verderop gelegen weiland rijden. Daar aangekomen telkens weer een zak uitschudden in een handgedragen zinken kunstmestbak. Aan het prikkeldraad waren om de 10 meter witte stukjes plastic bevestigd om een gelijkmatige verdeling van het witte poeder in goede banen te leiden. Het oude ambacht van het handmatig zaaien van graan kwam weer eens van pas: arm en benen bewogen in een ritmische regelmaat in de verhouding van 1 op 2. Telkens een boerenhand vol en de graankorrels tussen de vingers zo verspreid mogelijk uitstrooien. Voor een goede verspreiding niet te dichtbij maar een aantal meters vóór je uitzaaien. Dat was de kunst van het zaaien. Die kreeg een tweede leven in het tijdperk van de kunstmest. Weliswaar maar even; ook hier nam alras een machine het werk over. De kunstmeststrooier deed zijn intrede.
Techniek alom, ook in de landbouw. Al is het daar met vele tientallen jaren vertraging ten opzichte van de industrie. Ook de sociale cohesie van een plattelandsgemeenschap zal zeker zijn conserverende invloed gehad hebben en vernieuwingen hebben doen vertragen. Landbouw is natuurlijk ook zoveel meer dan alleen maar werken of iets produceren. Het is een manier van leven, het biedt structuur in het leven van alledag, van een individu, een gezin, een gehucht of een dorp. Het heeft mij ook gevormd. Het vormt een landschap, het staat bol van tradities en gebruiken. Dat verander je niet zomaar.
Het heeft dan ook best veel moeite gekost om de boeren er van te overtuigen dat het witte poeder uit de kunstmestindustrie goed werkte. Na afloop van de eerste Wereldoorlog ontstond er een enorme overcapaciteit van stikstof die niet meer nodig was voor de explosieven. Talrijke proefvelden werden aangelegd om boeren over te halen het witte poeder te gaan gebruiken. Behalve de verkeerde kleur (wit ipv bruin) waren ze niet gewend om er voor te moeten betalen; immers mest kwam van eigen vee zoals koeien, varkens en kippen. We spreken dan over de jaren twintig van de vorig eeuw. Justus van Liebig was al een hele tijd dood, maar zijn manier van denken was dominanter dan ooit; het was het leven bekijken op een mechanistische manier. Net als een machine.
Pas ná de tweede Wereldoorlog is het pas echt goed gelukt om de overschakeling naar kunstmest in de volle breedte op gang te krijgen. Overheid, voorlichting, wetenschap en industrie trokken samen op in een soort monsterverbond. Dat heeft geresulteerd in de zogeheten ‘groene revolutie’. In een euforiestemming werd een eeuwenoude traditie binnen enkele decennia totaal overboord gekiept. Ik heb de laatste uitlopers daarvan meegemaakt, zoals hierboven beschreven.
Dat dit mogelijk was, kwam -en komt nog steeds- doordat de fossiele brandstof in overvloed beschikbaar was én dan ook nog eens tegen lage prijzen. Door de grote hoeveelheden beschikbare fossiele brandstof werd het mogelijk om op een industriële manier luchtstikstof (N2) te binden in een minerale zoutvorm (Haber-Bosch procedé). Door de lage prijzen van de brandstoffen kon de naoorlogse afzet van kunstmest ook redelijk betaalbaar blijven en daardoor voor de boeren bereikbaar.
Het is dus de stikstof, meer dan welke andere stof dan ook (zoals fosfor of kalium), die een enorme uitwerking heeft op de gewasgroei. Zeker in vergelijking met de traditionele organische meststoffen zijn de benodigde hoeveelheden heel gering en de effecten zijn enorm; ze kunnen eigenlijk het beste als explosief worden omschreven. Kippenmest komt nog wel een beetje in de buurt, maar is toch maar als een klapperpistooltje in vergelijking met dit. Dit is het echte werk. De landbouw werd letterlijk opgeblazen en iedereen vond het geweldig! Niet alleen stegen de opbrengsten van traditionele land- en tuinbouwgronden gigantisch, ook grote oppervlakten heide werden als zogeheten ontginningsgronden in gebruik genomen voor grasland en /of akkerbouw. Deze zandgronden kwamen zelfs in een voordeel tov de zwaardere gronden, omdat ze makkelijk te bewerken waren en minder last hadden van natte weersomstandigheden. De bodem werd een soort groeimedium, net als later de steenwolmatjes in de kassen. Dus een soort van omkering vindt plaats: de vette kleigronden van de voorheen rijke herenboeren zijn nu minder aantrekkelijk dan een arm zandgrondje van voorheen de keuterboeren!
Het individuele landbouwbedrijf veranderde drastisch; van kleinschalig, gemengd en regionaal aangepast naar grootschalig, gespecialiseerd en gestandaardiseerd. De mens wordt steeds meer een bediener van machines. Machines die steeds groter worden. De grote uittocht van mensen uit de landbouw ging in de twintigste eeuw in nog sterkere mate door dan daarvoor; niet alleen het aantal personen per bedrijf, maar ook het aantal bedrijven daalde ongelooflijk sterk (tot 50.000 in 2023 voor alle landbouwbedrijven gezamenlijk in NL).
Het landschap ging letterlijk op de schop. In een werkelijk adembenemend tempo werd alles verkaveld in rechthoekige, vlakgeschoven eenheden, niet gestoord door meanderende beken of bomen. Vele kleine weggetjes, poelen, hagen en struiken verdwenen helemaal. Het landschap van de buurt uit mijn jeugd; het bestaat alleen nog maar in mijn herinnering. Zelfs héél precies; ik zou het nog helemaal kunnen uittekenen.
En dan de gebouwen. Ook die ondergingen een complete gedaanteverwisseling; vele malen groter dan voorheen. Functioneel en goedkoop gebouwd. Stallen die niet geschikt zijn voor dieren. Geen greintje versiering, zoals daarvoor altijd wél het geval was, hoe arm de mensen ook waren. Voor kinderen geen oord om te vertoeven; het is er te gevaarlijk geworden.
Stikstof werkt. Het werkt detonerend zelfs. Nu heeft dat woord meerdere betekenissen. Eén betekenis is: ‘uit de toon vallen’ en dat is zeker hoe een overmaat aan stikstof werkt. En die overmaat is zeker van toepassing op de moderne landbouw. Het landschap is een treurige groene woestijn waar insecten minder overlevingskansen hebben dan in de stad. Het valt uit de toon van de levenswetmatigheden. Gek genoeg heeft de enorme stijging van opbrengsten en het gebruik van de vele machines niet geleid tot een gemoedelijkere manier van landbouw bedrijven. Integendeel de financiële druk is zo hoog dat het omgekeerde gebeurd is: het land wordt uitgezogen, de bodemvruchtbaarheid neemt af, het grondwater vervuild, de lucht idem dito, de natuurgebieden er omheen verarmen. Wat ook uit de toon valt is de stijl en het formaat van de gebouwen; er is in het geheel geen aansluiting met de omgeving, het is afgesloten met hekken. Stallen zijn sowieso verboden terrein voor iedereen in verband met insleep van ziekten. Ook sociaal gezien is de landbouw uit de toon gevallen: het is versmald tot een productie faciliteit. Kinderen hebben daar niets te zoeken, terwijl landbouw een manier van leven is.
Er is nóg een betekenis van detoneren: exploderen. En zoals hierboven reeds beschreven; dat is precies hoe de moderne landbouw is. Of het nu veehouderij, kassenteelt of akkerbouw is, het is allemaal opgeblazen. Compleet met een enorme verwerkende industrie. Mateloos en grenzeloos.
Aanvoer van voer en afvoer van mest gebeurt met ongeveer dezelfde vrachtwagens. Zij komen van en leiden naar omgevingen waar verder geen relatie mee is, ver weg. Uit zijn verband gerukt.
Landbouw heeft een tweevoudige opbouwende taak: het verzorgen van het landschap in zijn vele cultuurlijke en natuurlijke aspecten. En het verzorgen van gezond voedsel voor mens en dier. Beide taken liggen in elkaars verlengde en versterken elkaar. De moderne landbouw is daar heel erg ver van verwijderd geraakt. Het is totaal in een industriële dynamiek terecht gekomen. Die uiterlijke explosieve groei heeft een omgekeerde parallel in de implosie van gezondheid van milieu en mens.
Het wordt tijd dat de landbouw terugkeert naar haar eigen roots voordat het onomkeerbaar te laat is. De stikstof zal terug in zijn hok moeten. De vlinderbloemigen zullen de komende zachte ‘donkergroene revolutie’ gaan dragen. De landbouwhuisdieren zullen ook metgezellen blijven, niet alleen als kostelijke en kostbare voedselbron, maar ook, samen met de grasklaver, als drager van de bodemvruchtbaarheid en als drager van bezieling van het landschap. Niets zo mooi als hollandse koeien in de wei.
Reactie plaatsen
Reacties