De plant voedt de bodem. Verder niks?

Gepubliceerd op 9 februari 2023 om 17:58

Zoals iedereen weet haalt de plant zijn voeding uit de bodem. Maar men komt er steeds meer achter dat ook het omgekeerde het geval is;  de plant voedt de bodem.

Hoe ziet het hele proces eruit?  De stoffen die de plant opgenomen heeft uit de bodem (de zouten) worden door een soort haarvaten (xyleem ) naar boven geleid en in het bladgebied door middel van de fotosynthese tot levenssubstantie 'verhoogd'. Deze levenssubstantie wordt vervolgens naar beneden geleid, voor een groot deel naar de wortels. Dit is de zoetwaterstroom, stromend door floeem haarvaten. Daarvan wordt een gedeelte ook echt afgegeven aan de bodem. Dat noemt men exudaten (o.a koolhydraten en eiwitten bevattend). Naar schatting zo’n 30 % van de dagelijkse fotosynthese-opbrengst in het bladgebied is voeding voor de bodem. De plant tilt de bodem als het ware op. Rudolf Steiner spreekt van ‘kind van de zon’ als hij het heeft over de bodem. Volgens mij spelen daar de exudaten een grote rol in. Hoe het ook zij: er is sprake van een reciproke (wederkerige) verbinding tussen bodem en plant.

In het gebied van de bloem is ook sprake van een uitscheidingsproces: in de lucht door de geuren en in het licht door de kleuren. Een tweevoudige uitstromende beweging. De bloemen vertellen letterlijk in geuren en kleuren hun verhaal. Iedere bloem bezit zijn eigen verhaal. Maar er is nog iets met de bloemen en dat is het stuifmeel. Zolang het nog op de meeldraden rust is het zichtbaar, omdat het met zeer grote aantallen stuifmeelkorrels (pollen) opeengepakt zit. Verheffen zij zich in de lucht dan worden ze onzichtbaar, ze lossen op in de atmosfeer in letterlijk een fijn-stoffelijke vorm. De aantallen zijn onvoorstelbaar: een uitgegroeide bietenplant met 20.000 bloemetjes (wie heeft ze ooit gezien?) en ongeveer 85.000 stuifmeelkorrels per bloem heeft er 1.7 miljard. Eén plant! Wanneer in het voorjaar de planten beginnen te bloeien, met name ook de grassen, dan is de atmosfeer met ontelbare hoeveelheden stuifmeelkorrels doortrokken. Wat bewerkstelligt dit?

Op internet is een filmpje te zien met Andy Goldsworthy * waarin hij in Brazilië op bezoek komt in een donkere ruimte (een oude boerderij). Ergens zit een piepklein gaatje waardoor zichtbaar is dat het buiten licht is. Hij veegt over de bodem waardoor stof opdwarrelt. En plots is het licht zichtbaar dat door het gaatje naar binnen valt. Aardse materie maakt het licht zichtbaar. Het is een smalle bundel van lichtstralen. Als hij het nog iets meer in beweging brengt, ontstaat een stralende, scherp afgetekende, stabiele lichtlans. Zó fijn is het stof.

En zó fijn, ja nóg fijner, is het stuifmeel in de atmosfeer. Alleen is het dan niet een smalle bundel van licht die tevoorschijn komt, maar de hele atmosfeer wordt opgelicht! Zoals de plant de bodem voedt, zo ‘voedt’ het stuifmeel ook het licht in de atmosfeer!

Is hier ook een wederkerig proces te vinden net als in het wortelgebied? Ja, dat is er! Het zonlicht heeft een gelaagdheid, alleen al vanwege het feit dat het natuurkundig gezien zowel als deeltjes en als een golf opgevat kan worden, vormt daarvoor een indicatie. Zo is zonlicht onder andere één continue stroom van beelden die de zon (en zijn scheppende kracht) naar de aarde zendt, waaraan het (plantaardig) leven zijn  ontwikkelingsrichting ontleent. Wanneer Rudolf Steiner beschrijft dat bij planten de zaden een aardse substantie paren aan een kosmische vorm en de uitgegroeide planten, met name in de bloem, een kosmische substantie paren aan een aardse vorm, dan maakt dat veel duidelijk. De zaden dragen de kosmische vorm in zich doordat daarvoor de stuifmeelkorrels in de atmosfeer zich gebaad hebben in het beeldenrijke zonlicht alvorens ze de planten bestuiven en de zaadzetting inleiden. Rudolf Steiner noemt de stuifmeelkorrels , ‘lichtscheepjes’, zij varen als het ware op de stroom van licht door de atmosfeer.                                                                                                                                                

 Er is dus sprake van een wederkerige relatie: enerzijds een uitstromende beweging van het stuifmeel naar de zon-doorlichte atmosfeer en anderzijds, daaropvolgend, een 'in'-stromende beweging van het stuifmeel naar de bloemen toe ten behoeve van de bestuiving en zaadzetting. Stuifmeel dus dat door het zonlicht beladen is met beelden. Beelden die richtinggevend zijn voor de volgende generatie van de planten. De zaden zijn daarbij het aardse voertuig om die kosmische beelden te dragen.

En zo werken de planten actief aan hun omgeving, zowel naar beneden als naar boven toe. Zoals beneden in de bodem als het ware een oververzadigde oplossing van leven wordt gecreëerd, vindt iets dergelijks ook bovengronds plaats. Het stralende zonlicht in voorjaar en zomer wordt door de ontmoeting met de denkbaar fijnste aardse stoffelijkheid, het stuifmeel-exudaat, nóg stralender, raakt als het ware oververzadigd van lichtkwaliteit.

Planten creëren aldus op tweevoudige wijze een plant-aardige omgeving, waarin het ontkiemen van het zaad beneden en het bestuiven van de bloemen boven eigenlijk een laatste stapje zijn in een heel proces: twee kristallisatiepunten in een geestelijk-natuurlijk, zichzelf herhalend, circulair proces.

 

*Andy Goldsworthy is een schotse landschapskunstenaar. Meerdere fotoboeken van zijn beelden zijn er uitgegeven. Ook in het Nederlands vertaald. O.a ‘Steen’ of ‘Hout’.

 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.